Eenmaal op de boot, zaken prima voor elkaar – koffie, cakejes, makkelijke stoelen. En natuurlijk even rondkijken over de haven, waar naast onze Fun Ship nog zo’n boot lag maar dan een beetje groter. Mooier ook.

Voordat wij konden overstappen vertrok het Fun Ship echter, en zonder nou echt zeeziek te zijn geworden waren we in een goed uur aangekomen bij Lembongan. Daar bleek slechts een kleine groep aan land te gaan; de meesten bleven aan boord. Waarom? Omdat er een waterglijbaan aan boord was, je kunt er snorkelen, kajakken en heel veel meer – zoals in de Jacuzzi op het bovendek de hele dag bier drinken met dikke Australiërs. Wat wil een mens dan nog op Lembongan?
Terug naar het hotel, een Honda Vario motortje gehuurd en erop uit. Lembongan is niet zo groot, dus de weg volgen bracht ons vanzelf bij de mangrove-bossen. Tijdens de rit werden we wel een beetje stil van de armoede – vergeleken met Bali hebben deze mensen het toch een heel stuk slechter. Velen wonen in krotjes van een paar palen, zeildoek en golfplaten. Ze leven van het kweken, drogen en verkopen van zeewier, de geur daarvan associeer je direct met armoede, zonder je ogen open te hoeven doen. Even wat anders dan die luxejachten twee uur geleden.
Aangekomen bij de mangroves hebben we ons door Nyoman er doorheen laten bomen met zijn prauw; prachtig. De stilte, slechts verbroken door vogels die hun snavel niet konden houden. De schitterende uitzichten. Het heldere water, waarin vissen van 10 kilo en meer rondzwemmen om over de enorme krabben nog te zwijgen. Gaaf.
Daarna tijd voor lunch – we konden wandelen naar een restaurantje, vlak aan zee waar je meer aan je tafeltje ligt dan zit, lekker hangen dus met wéér een prachtig uitzicht; het wordt langzamerhand saai, al die schoonheid. Eten, maar wat? Rijst, met sateh lilit (vis-sateh, dus). Die we, toen het gebracht werd, om hebben gedoopt in sateh lalat. Lalat betekent vliegen in het Indonesisch en daar kwamen er direct tientallen van – je moest met één hand eten en met de andere de vliegen verjagen en dan nog vlogen ze met het eten mee je mond in als je niet oplette. Maar lekker was het wel!


Vervolgens naar de andere kant van een eiland, want daar ligt het nog kleinere eilandje Ceningan. En het schijnt dat er een brug is, die beide eilanden met elkaar verbindt. Zoeken maar...
Ceningan is zo mogelijk nog armer dan Lembongan, vies van alle afval die er rondslingert en troosteloos. We zijn vrij snel omgekeerd en hebben de brug voor de tweede keer bestormd. Ik wilde eigenlijk nog eens op en neer, ook omdat de planken grotendeels los liggen en er enkele ontbreken - je kijkt zo maar 30 meter omlaag onder je en het geluid is fantastisch. Maar Stef wilde niet. Watje.
Terug naar het hotel dan maar, waar we de zonsondergang over de Gunung Agung op Bali hebben bekeken. Om ons heen allemaal pas getrouwde stelletjes (denken wij) die z.s.m. wilden eten om vooral maar vroeg naar bed te kunnen - waarschijnlijk omdat ze de volgende dag heel vroeg wilden opstaan.
Wij niet, wij hebben op ons gemak eerst iets gedronken en pas bij het derde bevel van de ober om eten te bestellen gereageerd. Het hoofdgerecht werd halverwege het voorgerecht geserveerd, ze houden het tempo er wel in bij Coconut Grove. Waarschijnlijk om ons te helpen deze culinaire ervaring zo snel mogelijk te vergeten. Het eten was namelijk bagger, smakeloze prut. De kamer daarentegen prima - en morgen gaan we snorkelen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten