dinsdag 19 februari 2008

Het leven van een Balinees: deel 1




Omdat reïncarnatie een belangrijk element in het geloofsleven op Bali is, zien Balinezen dit leven als een fase in hun eeuwige bestaan. In die fase zijn nog een aantal belangrijke overgangen te onderscheiden, die allemaal met de benodigde ceremonies worden gevierd. Om je een idee te geven:
- 6 maanden na de conceptie
- bij de geboorte
- 12 dagen na de geboorte
- 42 dagen erna
- na 105 dagen nog maar eens; dan verlaat het kind de spirituele wereld en wordt de ziel aan het lichaam gebonden
- en met 210 dagen. Dan mag het kind de grond aanraken; daarvoor niet omdat het kind nèt uit de spirituele wereld is gekomen en tegen de onzuivere aarde beschermd moet worden.
- als de tandjes doorkomen
- als de tandjes gaan wisselen: dan pas wordt het kind als “mens” erkend. (hoewel ons dat voor Elise trouwens nog behoorlijk vroeg lijkt.)
- bij het begin van de puberteit
- bij het huwelijk
- bij de dood
van iemand gaat de hele gemeenschap vol aan de gang in de purah, de tempel. En omdat er altijd wel iemand van die gemeenschap in zo’n overgang zit en er daarnaast nog een stel andere, vaak meerdaagse en altijd geld en tijdrovende algemene ceremonies zijn, heeft men het behoorlijk druk met het geloof. 40-50% van tijd en geld van iemand gaat er aan op, we zeiden het al eerder. Deelname is verplicht.

Die hele levensloop met alle bijbehorende ceremonies speelt zich af binnen een interessant sociaal kader. Een Balinees wordt namelijk geboren als lid van een banjar, zeg maar een wijk en blijft dat zijn/haar hele leven lang: Balinezen zijn gemeenschapsmensen. Die banjar, gevormd door verschillende gezinnen, is een verband van buren die samenwerken bij feesten en ceremonies maar elkaar ook helpen in tijden van crisis. Iedere getrouwde man is verplicht lid van de banjar en daarmee dus ook de leden van zijn gezin. De mannen kiezen een leider, de kelian, die ervoor zorgt dat de zaken binnen de banjar harmonieus verlopen. De banjar is trouwens ook eigenaar van de zaken die de gemeenschap gezamenlijk gebruikt, zoals kookgerei voor feesten, gamelan-instrumenten en de gemeenschappelijke ontmoetingsplaats.

De banjar is het belangrijkste element in de Balinese samenleving; als iemand uit de banjar wordt verstoten (bijvoorbeeld een overspelige man of vrouw – vrouwen zien na hun huwelijk overigens hun eigen familie en banjar nooit meer terug maar worden lid van de banjar van hun man) is dat rampzalig voor die persoon. Want alle sociale contacten, hulp en zelfs een ceremoniële crematie zijn daarmee vervallen. Net zoals bij Gooische Vrouwen.

Verschillende banjars tezamen vormen een dorp (desa) of zelfs een stad. De kepala desa, het dorpshoofd (die trouwens ook wel kelian wordt genoemd) is de voorzitter van de dorpsraad waar alle getrouwde mannen die land bezitten deel van uitmaken.

En tenslotte is er nog de subak, een vereniging van mensen die dezelfde irrigatiekanalen gebruiken en beheren. Deze kan bestaan uit mensen van verschillende banjars en desa’s en loopt dus weer lekker door alle structuren heen. Terwijl je het net dacht te snappen.

Zodra een nieuw klein lid van de banjar kan lopen (kruipen zie je dus niet zo veel, dat wordt ook niet aangemoedigd) kan het vrij zijn/haar gang gaan binnen de desa. Dat wil zeggen: ze leren van de voorbeelden van oudere kinderen en volwassenen, dankzij hun grote mobiliteit binnen de gemeenschap (en soms wel heel erg groot: niet te geloven hoe snel die korte beentjes kunnen gaan. Gelukkig zit er altijd wel ergens een volwassen man zogenaamd niets te doen, maar eigenlijk dus goed op die kleintjes te passen. Zodat de vrouwen op het land kunnen doorwerken) . Zo leren ze al heel snel zelfstandig verantwoordelijkheid te nemen en respect te tonen – ze zijn in hun gedrag vroeg volwassen. Een kind van vier dat een babytje in een slendang draagt (want dat babytje mag de grond niet raken, weet je nog?) is een normale verschijning. Huilen, vechten, pesten en een grote mond opzetten zie je kinderen hier niet doen. Je zou Nederland bijna gaan missen. Kinderen worden op Bali trouwens ook nooit geslagen (en waarom zou je?), omdat dat hun ziel zou kunnen beschadigen.

Tot hun puberteit leven ze dus behoorlijk paradijselijk in een net zo paradijselijke omgeving. Wat er dan volgt, bewaar ik nog even (ja, dit is wel een hele spannende cliff hanger – be sure to tune in next week.......).

Gisteren en vandaag hebben wij het overigens ook vrij paradijselijk maar wel heel erg drukkend – het zweet loopt al van de rug door de inspanning van ademhalen. Bewolkt, af en toe een spatje regen...maar wel 28 graden. Gisteren niet zo’n punt, we waren toch al aan het sloom rondhangen na het feest van Jos – hoewel Dolf lopend naar het postkantoor van Sanur is gegaan. 8 kilometer ver, ik vind het met een taxi al een roteind. Hulde voor deze krasse knar! Hans is ook ver weg, maar dan in een boek: Eindeloos Bewustzijn van Pim van Lommel – aanrader trouwens en goed passend in deze omgeving vind ik. Verder is het allemaal perlahan perlahan, pas donderdag gaan we er weer tegenaan.

Jos heeft zijn nieuwe rol als ophaaldienst van Wasserij Bersih Merci (=Yathi) gisteren vervuld; we laten onze kleren door haar wassen en strijken tegen een (uiteraard riante) vergoeding. Zo weten we tenminste dat dat allemaal goed terecht komt – Ik ben wel benieuwd of ik nu weer allemaal roze t-shirts terugkrijg, zoals wel vaker in dit land.

O, en deze mag je niet missen. Gisteravond gingen we ergens eten – ik zal maar niet vertellen waar. Er stond op de kaart ook Hatten, Balinese wijn en wij dachten: kom, doe eens gek en laten we met zijn drieën een flesje rosé bij het eten bestellen.

Na 10 minuten kwam het eten. En na 20 minuten hadden we drie wijnglazen. En na een half uur, toen ons eten vrijwel op was en ons ook al was opgevallen dat het gehele personeel was verdwenen (mensen die na ons binnen waren gekomen waren al weer opgestaan en vertrokken omdat er na een kwartier nog niemand was komen opnemen) – na dat half uur kwam er een beschaamde, zenuwachtige en hulpeloze serveerster met de fles. En de vraag of ik die dan maar zelf wilde openen. Met de blikopener, die ze me hoopvol overhandigde.

Kun je dan boos worden?

Wij hebben haar bedankt, gezegd dat het allemaal oké was en de fles meegenomen. Gekoeld en ’s avonds leeggemaakt. En we houden steeds meer van dit eiland.

Zometeen ga ik naar Singapore, morgen terug. Eens zien hoe het dáár is. En ik mis Steffie. En Robrecht. En Elise. En Chica. En zelfs Laika. Maar de files dan weer niet.

Geen opmerkingen: